Interview met onze trainer Floor Raeijmaekers in het tijdschrift De Nieuwe Leraar

Mindset in het onderwijs is een intrigerend onderwerp. Als je als leerkracht de vaste denkpatronen van kinderen kunt helpen omzetten naar groeidenkpatronen, komt het beste in de leerlingen naar boven. Dat klinkt mooi en logisch. Maar wat betekent dat voor ons schoolsysteem? En hoe breng je het als leerkracht in de praktijk? DNL vroeg het aan Floor Raeijmaekers, inmiddels een autoriteit op dit gebied in Nederland. Ook keken we mee in Valkenswaard, op basisschool De Windroos, waar ze mindset inmiddels ten volle omarmd hebben.

Eerst een korte blik op mindset, de theorie. Waar hebben we het over? De Amerikaanse psychologe Carol Dweck deed jarenlang onderzoek naar de manier waarop kinderen en volwassenen over zichzelf denken. Ze was vooral benieuwd naar de reden waarom sommige mensen succesvol worden en andere mensen niet. Wat bleek, uit meerdere onderzoeken? Dat het vermogen om door te zetten voortkomt uit de manier waarop iemand naar zijn eigen vaardigheden kijkt. Die manier noemt zij mindset. Er bestaat aan de ene kant een vaste (fixed) mindset. Dat is de overtuiging dat jouw intelligentie vaststaat en dus bepaalt waartoe je in staat bent. En er bestaat aan de andere kant een groei (growth) mindset. Dat is de overtuiging dat je, als je inspanning levert, steeds beter wordt in iets. Inspannen en doorzetten betekent dat je lef en moed toont. 

Missie 

In Nederland houdt Floor Raeijmaekers zich vol passie met mindset bezig. Ze stond tien jaar voor de klas, werkte als plusgroepjuf en als ambulant begeleider. Met deze ervaring op zak volgde ze een postdoctorale opleiding hoogbegaafdheid aan de Radboud Universiteit. Daar kwam ze in contact met mindset. En dat bracht haar tot een soort missie, waarbij ze het liefst zo veel mogelijk mensen – te beginnen bij iedereen die met kinderen werkt – met mindset in aanraking brengt. Inmiddels heeft ze, onder de naam Het Talentenlab, een succesvolle praktijk voor hoogbegaafde leerlingen, organiseert ze studiedagen en geeft ze trainingen op het gebied van mindset in het onderwijs (en inmiddels ook in het bedrijfsleven). Verder ontwikkelt ze met Platform Mindset allerlei materialen, waaronder de ‘groeikaarten’ en een werkboek mindset voor de midden- en bovenbouw. Een kwartetspel en een werkboek voor kleuters zijn in ontwikkeling. Mindset, het gebruik en de impact daarvan, bleek een eyeopener van formaat voor Floor. “Het kreeg in Nederland voet aan de grond binnen het gebied hoogbegaafdheid. Maar het kan voor iedereen hulp bieden, zeker niet alleen voor de hoogbegaafden onder ons. Voor mij is het hét fundament onder de ontwikkeling van kinderen. Hoe meer leerkrachten ervan weten en het toepassen, hoe beter.”

“We denken als leerkrachten misschien dat we kinderen stimuleren met complimenten als ‘Wat ben jij slim, zeg!’ of ‘Jij kunt echt heel goed rekenen.’ Maar in feite belemmeren we leerlingen in hun ontwikkeling door hen dit soort complimenten te geven. Het werkt averechts: een kind wil en gaat dan voldoen aan dat beeld. Het wil geen fouten maken en snel klaar zijn, want ‘dat is wat de juf, meester of ouder als verwachting heeft’. Terwijl je juist graag wilt dat kinderen het lef hebben om zich te ontwikkelen. Dat ze fouten durven maken, dat ze kritiek durven krijgen. Want dán leren ze namelijk pas echt. Een groeimindset is hiervoor de beste basis. Voor een kind dat succes boekt buiten zijn of haar comfortzone, is het de volgende keer weer een beetje gemakkelijker om buiten die veilige zone te komen en te leren. Om te durven leren, moet een kind ervaren dat inspanning resultaat oplevert. Werk hoeft niet snel af of in één keer goed te zijn. Stel: een leerling breekt het zweet uit van tafelsommen. Eerst krijgt hij er tien af in één minuut. Vervolgens oefent hij en lukt het hem een week later om er meer af te krijgen in dezelfde tijd. Dat is groei! Kun je als kind al vijftien tafelsommen in één minuut zonder met je ogen te knipperen? Dan ligt jouw uitdaging duidelijk ergens anders. Misschien vindt een kind het heel spannend om iets voor de klas te vertellen. Dan gaat het daarmee aan de slag. Krijgt het knikkende knieën van het idee alleen al? Dan begin je met hem of haar iets te laten vertellen aan een klasgenootje, dan aan een groepje kinderen, dan vanachter zijn of haar tafeltje aan de hele groep en dan bijvoorbeeld helemaal alleen voor de klas.”

Focus op groei na inspanning 

Dat werken vanuit een groeimindset klinkt misschien allemaal heel logisch, maar het wringt behoorlijk met het gangbare schoolsysteem in ons land. Daarin heerst vooral een toetssfeer. We laten kinderen veelal hetzelfde doen en vergelijken ze vervolgens met elkaar en met een ‘gemiddelde’. Maar hoe raar is dat eigenlijk? Het gaat toch om het ontwikkelproces van elk individueel kind? Dan is het toch veel logischer om te kijken naar waar een kind staat in zijn of haar leerproces en te zien wat hij of zij nog moet leren/ ontwikkelen? Je kunt dan nog wel toetsen, maar als leerkracht gebruik je die toets dan als middel om te zien waar een kind staat. En niet om vast te stellen dat het ene kind beter is dan gemiddeld met een acht en het andere slechter met een vijf. Want zeg nou zelf: een leerling die alleen maar negens scoort zonder er ook maar iets voor te hoeven doen; wat leert die nou eigenlijk? Niks. Het kind ontwikkelt daarmee een zinloos zelfvertrouwen. Het gaat erom dat de focus ligt op de groei en wat het kind daarvoor heeft gedaan. Een compliment dat daarbij past: ‘Het gaat al beter dan vorige maand’ tegenover ‘Jij bent echt heel goed in een paard tekenen’. Want zeg je dat laatste tegen een kind, dan zal het altijd paarden tekenen. Dat kan het immers zo goed. Vervolgens tekent het liever niets anders meer. Want dat zou wel eens niet zo goed kunnen zijn en dan? Beter is het om samen met het kind naar het proces te kijken: ‘Oh, je hebt geoefend en nu lijkt het hoofd al veel beter dan drie lessen geleden!’ Dan kun je als kind zien dat je vooruit gaat door geleverde inspanning. En fouten maken is niet erg. Fouten mogen nooit een afstraffing zijn! Ze zijn juist het beginpunt van leren.

Dit kun je – en zou je als leerkracht ook moeten – voorleven. Stel je kwetsbaar op en vertel dat je op vakantie een blunder maakte, even dacht: ‘ai!’ En toen jezelf herpakte en er iets van opstak. Zo laat je leerlingen zien dat een fout gewoon een leermoment is en niet iets om je voor te schamen. Floor Raeijmaekers: “Ik ben geen voorstander van methodes op school. Leerkrachten willen vaak zo graag binnen de methode blijven. Liever zie ik dat het onderwijs wordt afgestemd op de individuele behoeften van een kind. Dat het evolueert naar het begeleiden van het leerproces van een kind. Groeimindset is hiervoor de basis. Stop met het richten op het eindresultaat, maar richt je op het proces van leren zelf. Een lesmethode wordt dan eerder een bronnenboek waaruit je kunt halen wat je op dat moment nodig hebt.”

Praktijk 

Een van de mensen die, samen met haar team, een driedaagse Mindset cursus volgde van Platform Mindset (in dit geval van Inge Corstiaans), is Jessica van der Made. Zij is de afdelingsleider op basisschool de Windroos in het Brabantse Valkenswaard. Daar hebben ze zo’n tien jaar geleden het roer rigoureus omgegooid en vaste methodes en structuren losgelaten. Om een beeld te schetsen: leerkrachten hebben een vaste plek en de kinderen bewegen na elke les. Er zijn mentorgroepen waarin óf kinderen uit groep 1 tot en met 4 bij elkaar zitten óf kinderen van groep 5 tot en met groep 8 (daarmee zijn alle leerlingen een keer het jongste, het middelste en het oudste en dat is heel goed voor hun sociale ontwikkeling). Iedereen werkt van vakantie tot vakantie binnen een bepaald thema. En: kinderen kiezen zelf naar welke werkplek ze gaan. Dat kan zijn: taal, rekenen, maar ook doen & maken, theater & muziek en het ontdeklokaal (geschiedenis en wereldoriëntatie).

Niet loslaten maar anders vastpakken

Jessica omschrijft het als volgt: “Er wordt vaak gesproken over zaken loslaten, maar ik zie het liever als anders vastpakken. De manier waarop wij werken, is er een waarbij je de kinderen veel vertrouwen geeft. Zo plannen ze vanaf jonge leeftijd deels hun dag zelf in op onze school. Dat begint al bij de kleuters. Natuurlijk zijn bepaalde dingen verplicht. Instructies gebeuren in principe binnen het eigen leerjaar. Als kinderen iets moeilijk vinden, bestaat daar een speciale ‘club’ voor. Bijvoorbeeld de spellingsclub. Is er spellingsclub, dan moeten de kinderen die dat nodig hebben daar ook echt heen. Voor kinderen die iets juist heel gemakkelijk vinden, is er de Plusklas. Er is ook een ‘winkel’; dat is een bord waar kinderen kunnen opschrijven wat ze nodig hebben. Bijvoorbeeld: ‘Ik snap niks van breuken’. Ze schrijven hun naam erbij en een leerkracht haalt deze leerling dan bij zich om een-opeen uitleg te geven. Of leerlingen helpen elkaar ; “Ik snap het wel” schrijft er dan eentje achter. En dan gaan twee leerlingen samen aan de slag. Kinderen kiezen heel bewust hun bezigheden en dat gaat heel goed. Soms betekent dat in het ene lokaal een groep van 45 kinderen en in de andere eentje van 12. Maar ook dat levert weer leerstof op. In de grote groep kan de leerkracht aan de eigen verantwoordelijkheid van kinderen appelleren en in de kleine groep is er dan dat moment intensieve aandacht voor iedereen. Kiest een kind vaak voor hetzelfde, dan gaan we even in gesprek. Vaak hebben ze een goede reden. ‘Juf, ik ben bijna klaar met mijn poppenkast en die moet ik even afmaken!’ Kinderen moeten wel een plan hebben. Het is niet zo dat ze maar een beetje kunnen freewheelen.”

“Leerkrachten zijn op de Windroos meer een begeleider van de leerlingen. Ze luisteren echt naar een kind en kijken wat het nodig heeft. Er gebeurt meer dan alleen het overdragen van kennis. Een leerkracht helpt bij actief leren en het opdoen van meer vaardigheden. Voor buitenstaanders lijkt het soms of er weinig structuur is, maar die is er juist heel duidelijk wel. Alleen zijn bij ons kinderen de structuur. En een leerkracht bepaalt bij ons niet wat een kind op één dag doet, maar bepaalt over een grotere periode wat een leerling moet doen. We gebruiken wel CITO en methodegebonden toetsen. Cijfers geven we alleen in groep 8 en de enige reden daarvoor is dat kinderen vast wennen aan het systeem in het voortgezet onderwijs. En daar komt mindset echt om de hoek kijken: we geven nooit lager dan een 5 en er volgt dan altijd een gesprek. Niet in de bestraffende sfeer, maar juist met het idee ‘Wat heb je nodig zodat het je de volgende keer wel lukt?’.”

De leerkuil 

Een kind moet leren om te leren. De Leerkuil, ontwikkeld door het Talentenlab van Floor Raeijmaekers, is daarbij een heel effectief hulpmiddel. (Onder meer te vinden op www.hettalentenlab.nl). Daarmee verwerven kinderen het juiste zelfvertrouwen. De Leerkuil is een spreekwoordelijke kuil waarin aan de linkerkant de vaste mindset spreekt: ‘Ik snap het niet’, ‘Het is te moeilijk’, ‘Ik ben hier slecht in’ en ‘Ik stop ermee’ en aan de rechterkant de groeimindset: “Ik probeer het nog een keer”, “Misschien kan iemand me helpen”, “Hé, het gaat steeds beter” en “Gelukkig heb ik niet opgegeven”. In het midden staat een muurtje. De Leerkuil geeft verschillende ‘gereedschappen’ om dat muurtje te slechten. Bijvoorbeeld: ‘Onthoud dat leren stap voor stap gaat’ of ‘Geloof dat je altijd beter of slimmer kunt worden’. Jessica is heel blij met De Leerkuil en gebruikt ‘m vaak. “Het is zo belangrijk om kinderen vanuit vertrouwen en veiligheid te laten leren”, vertelt ze. “De Leerkuil is een heel duidelijke en heldere kapstok voor iedere leerkracht. Er zijn leerlingen die springen zó over die kuil heen. Maar dan ben je dus niet écht aan het leren. Dat kun je een kind ook heel goed uitleggen aan de hand van De Leerkuil. Wij praten op school ook over ‘Lefland’ en ‘Makkieland’ (twee aanduidingen voor respectievelijk de growth (groei) mindset en de fixed (vaste) mindset, gebruikt in het werkboek Mindset (www.fixiegrowie.nl) van Floor Raeijmaekers, red.). Dan zeg je als juf na de vakantie bijvoorbeeld: “Jongens, ik ben in de Ardennen gaan abseilen. Dat was écht Lefland!” Daarmee aangevend dat je, ondanks dat je het erg spannend vond, toch je grenzen hebt verlegd en dat het is gelukt. Bespreek het gewoon, laat zien dat je als leerkracht ook twijfelt aan dingen of wel eens iets eng vindt en het dan toch probeert. ‘Want’, zeggen we dan: ‘Is het fijn om altijd in Makkieland te zijn?’ ‘Eh nee, dat ook niet’. Maar kinderen zijn bijvoorbeeld bang dat iets fout kan gaan. Laat je ze bedenken wat het ergste is dat er kan gebeuren áls het fout gaat, dan komen ze er vaak achter dat zelfs dát meevalt. Dan schep je veiligheid voor ze en kunnen ze vanuit veiligheid leren. Een andere manier is, wanneer iets niet lukt bij een kind, om te vragen wanneer het nog wel goed ging of fijn voelde. Dan keer je samen terug naar dat punt, weer die veiligheid, en dan kijken we of we die basis kunnen gebruiken om aan een nieuwe, spannende of moeilijke situatie te werken. Die veiligheid is op De Windroos heel belangrijk.”

Erken je reptielenbrein 

Floor Raeijmaekers wil benadrukken dat een vaste mindset niet slecht is. De gedachten die bij een vaste mindset horen, zijn erg menselijk. Je moet ze ook niet negeren, maar juist erkennen. Ze geeft zelf het voorbeeld van een lezing die ze moest geven. Eerst was het de bedoeling om te spreken in een kleine zaal voor een kleine groep mensen. Iets wat ze moeiteloos kan. Maar dat werd twee keer bijgesteld tot ze de hele, volle schouwburg in het Gelderse Lochem moest gaan toespreken. Floor: “Eerst is er je reptielenbrein dat op z’n minst sputtert of heel hard ‘nee!’ schreeuwt. Maar als je dan erkent dat het iets is dat buiten je comfortzone ligt, ga je jezelf helpen om lef te hebben. Misschien stond ik er even met knikkende knieën, maar vervolgens ging het wél. En daar kan ik een volgende keer uit putten als ik weer een grens moet verleggen.”

Jessica van der Made vertelt al wandelend door de school: “Kinderen kunnen leren over de provincies achter een computer. Maar ze kunnen bij ons ook in het Doen & Maken lokaal op een groot vel met verf Nederland met alle provincies schilderen. Het is maar net wat bij elk kind past. Het instituut school is nooit bedacht om 45 kinderen gelijktijdig hetzelfde te laten leren. Kinderen zijn uniek in wie ze zijn. Wij vergelijken ze niet met elkaar. De traditionele concurrentiestrijd – welk groepje is het snelst klaar bijvoorbeeld – in een klaslokaal willen we niet. Iedereen heeft zijn kwaliteiten. Een leerling uit groep 8 kan juist een leerling uit groep 5 helpen door te vertellen: ‘Wat jij nu moet doen, vond ik in groep 5 ook heel lastig. Dat heb ik toen opgelost door…’. Onze onderwijsaanpak was voor iedereen even wennen, het was ook voor ons even zoeken, maar na een jaar of twee draaide het. We zien dat het de kinderen zo veel lucht geeft dat ze niet in een keurslijf hoeven te passen.”

Een mooi voorbeeld is Myron uit groep 7. Een energiek meisje met knalroze trui, fonkelende ogen en een bril op haar neus komt aangesprongen. Twee jaar geleden kwam ze van een andere school naar de Windroos, behoorlijk gefrustreerd. Daar is niks meer van te zien of te merken. Enthousiast vertelt ze: “Het is hier veel leuker. Je kunt meer zelf kiezen en het wisselen van de lokalen vind ik juist fijn. Het allerliefst ga ik naar ‘Doen & Maken’. Zal ik mijn project laten zien?” Ze rent al naar het betreffende lokaal waar op dit moment geen les is. “Dit hier is mijn teletijdmachine! Kijk, hier kun je dan op drukken en dit dekseltje kan er af en hier op deze briefjes heb ik de bestemmingen gezet: verleden tijd, toekomstige tijd en… oh ja, de tegenwoordige tijd. Zelf ga ik het liefst naar de toekomst; ik zou wel willen weten hoe auto’s er dan uitzien.”

Dit artikel verscheen in 2016 in het tijdschrift De Nieuwe Leraar en kun je hier bekijken: Interview Mindset De Nieuwe Leraar