John Hattie heeft vaak te maken met verkeerde interpretaties van zijn werk en realiseert zich dat Carol Dweck last heeft van hetzelfde probleem. In Sydney had hij een ontmoeting met Dweck. Omdat hij het niet eens is met veel uitspraken die aan Dweck worden toegerekend, heeft hij haar academische publicaties nauwkeurig doorgenomen, zodat hij goed beslagen ten ijs zou komen.

Dweck vertelde Hattie tijdens een etentje over haar teleurstelling inzake de wijze waarop haar ideeën onzorgvuldig worden toegepast. Mensen hebben de groeimindset gepromoot zonder bewijs te hebben van de impact van hun daden en critici nemen vaak niet de moeite om haar academisch werk te lezen.

Voordat Hattie zijn zorgen kan uiten over de algemeenheden die rondgaan over de groeimindset, geeft Dweck al aan dat zij in al haar uitingen spreekt over de omstandigheden waaronder een groeimindset kan werken en bij welke mensen het het beste werkt. Ze geeft hierbij het volgende aan: ‘het ontwikkelen van een groeimindset is het meest vaste mindset idee van allemaal’.

Hype en foutieve claims

Mindset is net zo’n hype geworden als bijvoorbeeld mindfulness en positieve psychologie. Helaas is een hype vaak niet gebaseerd op bewijzen. In het geval van de groeimindset beginnen de bewijzen nu te komen. En ze zijn niet allemaal plezierig.

Groeimindset is ontwikkeld door Carol Dweck op basis van jarenlang zorgvuldig onderzoek. Ze claimt dat een groeimindset kan inspireren tot het stellen van verschillende doelen en zienswijzen ten aanzien van het leveren van inspanning kan vormen. Maar ze heeft nooit gesteld dat er zoiets bestaat als een gemoedstoestand die groeimindset heet. Het is geen eigenschap van iemand – het is een manier van denken in een bepaalde situatie. Het is dus meer een coping-strategie dan iets wat je bent.

Wanneer is een groeimindset passend?

De hamvraag is: in welke situaties is het beter om vanuit een groeimindset te denken dan vanuit een vaste mindset? Dat zijn de situaties waarin we het antwoord niet weten, we fouten maken, we faalervaringen hebben en we angstig zijn. In deze situaties is een groeimindset de meest passende coping-strategie.

Dweck heeft vaak geschreven over de misvattingen omtrent de groeimindset en de vaste  mindset:

  • het verwarren van een groeimindset met open-minded of positief zijn (‘dat ben ik al en ben ik altijd geweest’)
  • aannemen dat we òf groeimindset mensen òf vaste mindset mensen zijn
  • aannemen dat groeimindset gaat over het prijzen en belonen van inspanning
  • mensen die denken dat groeimindset-statements en ‘Ik kan het’-posters werken

Recentelijk (2017) heeft Dweck aangegeven dat haar onderzoek direct relateert aan de wijze waarop leerlingen denken over hun mogelijkheden. Dit heeft een lange historie in onder andere attributie en locus of control. Ze stelde de twee belangrijkste ideeën op scherp: De overtuiging dat iemands intelligentie en mogelijkheden kunnen veranderen of het staat vast en is onveranderlijk.

Als goede onderzoeker zijnde, geeft Dweck aan dat ze voortdurend lerende is over hoe deze processen werken. Ze geeft bijvoorbeeld aan dat groeimindset niet enkel gaat over inspanning, complimenten, je goed voelen, voortdurend ‘ik kan het’ roepen of geloven dat iedereen slim is. Het mag ook niet gebruikt worden om te verklaren waarom sommige leerlingen niet tot leren komen (‘O, hij heeft een vaste mindset’).

Dweck vindt dat er veel meer onderzoek moet komen naar wat werkt en wat niet. Ze benadrukt dat we allemaal een mix hebben van vast en groei. Daarnaast is het van belang om te begrijpen in welke situaties een groeimindset het verschil kan maken. Onderzoek laat bijvoorbeeld zien dat ‘grit’ (toewijding, een onderdeel van de groeimindset) het bruikbaarst is wanneer een taak moeilijk en duidelijk gedefinieerd is. Dus bij taken waarvoor hoge niveaus van volgehouden inspanning en bewuste oefening nodig zijn om iets te laten lukken èn de manier waarop gewerkt moet worden relatief helder is.

Je hebt een groeimindset dus niet nodig bij gemakkelijke taken of bij taken die nieuw en nog niet goed gedefinieerd zijn. Een groeimindset is niet helpend wanneer het leidt tot meer oefening met ineffectieve strategieën. Experts zoeken die je alternatieve strategieën kunnen aanreiken kan dan veel effectiever zijn dat geloven in ‘ik kan het’ en andere groei-statements.

Er moet ook gezegd worden dat groeimindset-interventies helpend zijn voor de verbetering van de scores van de laagst presterende leerlingen, maar dat de effecten minimaal zijn bij andere leerlingen. Tegelijkertijd kunnen zwakke leerlingen betere prestaties laten zien zonder dat hun mindset is veranderd. Het kan zijn dat de oorzaak van de verschillen zit in de wijze waarop de verschillende groepen leerlingen de groeimindset hebben opgepakt. Het kan zijn dat de goede leerlingen de ‘juiste’ antwoorden hebben gegeven in de mindset-vragenlijst, maar dat ze deze boodschap zagen als het zoveelste dat je op school moet leren. Misschien vonden de zwakkere leerlingen de boodschap juist aantrekkelijk. En hoewel het hun mindset niet deed veranderen, kregen ze wel een optimisme-boost die hen vooruit liet gaan.

Conclusies

We moeten zorgvuldiger omgaan met concepten als de vaste mindset en de groeimindset, anders zullen ze – net als andere teveel gebruikte concepten – weer verdwijnen. Dan zullen we de enorme waarde van onderzoek op het gebied van deze onderwerpen missen.

Dwecks werk gaat niet over het ontwikkelen van een algemene gemoedstoestand die groeimindset heet, maar over veel genuanceerdere claims over omstandigheden waarin de mogelijkheid om op deze manier te denken iemand kan helpen om vooruit te komen. Wanneer je gelooft dat je een muur kunt veranderen en er dus doorheen probeert te rennen, zul je zeker hoofdpijn krijgen. Dat is dus een voorbeeld van een situatie waarin een vaste mindset helpend is.

Het is onzinnig om te zeggen ‘ik heb een groeimindset’, want we hebben allemaal zowel vast als groei en beiden hebben voordelen op verschillende momenten. Wanneer je een dilemma hebt of in verwarring bent, kan de vaardigheid om op een groeigerichte manier te denken een positief verschil maken. Mensen die claimen dat ze ‘een groeimindset hebben’, zijn zich te weinig bewust van de vele situaties waarin dit onnodig en inefficiënt is.

Vanuit een vaste mindset zijn we vaker geneigd om ons lot te accepteren. Dat is misschien waarom ‘slimme’ kinderen die het goed doen op school vaak vaste mindset reacties hebben: ze zijn blij met hun ‘positie’. Het hebben van groeigerichte reacties kan deze positie bedreigen omdat het impliceert dat zaken veranderbaar zijn. Wanneer we ons lot echter willen veranderen, kan de vaardigheden van een groeimindset ons helpen.

Het is niet verwonderlijk dat de meta-analyse van groeimindset onderzoek zeer weinig effecten laat zien. Te vaak zijn de interventie namelijk algemene blah-blah-pogingen om groeitaal te ontwikkelen, zonder aandacht te besteden aan de omstandigheden die groeistrategieën oproepen. Te vaak bekrachtigen de beperkte effecten hoe moeilijk het is om aangeleerde coping-strategieën in relatie tot falen, fouten en uitdagingen te veranderen. De beperkte effecten die zijn gemeten betekenen niet dat we de kracht moeten ontkennen van wanneer ‘groei’ te zijn en wanneer het oké is om ‘vast’ te zijn.

Hattie adviseert tenslotte om altijd uit te gaan van het originele werk van wetenschappers. Zij zijn voortdurend bezig met het leren van en verbeteren van hun werk. Daar draait het tenslotte om in de wetenschap. Dus critici: check je bronnen voordat je je mond opent!

Lees hier het oorspronkelijke (Engelstalige) artikel