In deze blog vind je de Nederlandse vertaling van het gesprek tussen o.a. James Nottingham en Carol Dweck uit deze video hiernaast over het geven van complimenten aan kinderen. 

Kan prijzen kinderen onderuit halen? Volgens Dweck kan prijzen kinderen enorm helpen. Wanneer er complimenten gegeven worden op het proces dan kan dit het leerproces enorm stimuleren.

Maar wanneer er complimenten worden gegeven over de aanleg/talent en vaste eigenschappen van het kind (zoals het rekentalent of tekentalent), dan kan het echt schadelijk zijn voor een kind. Omdat ze het gevoel krijgen dat ze de hele tijd moeten voldoen aan dat talent. Ze zullen daardoor moeilijke taken uit de weg gaan en uiteindelijk ondermijnt dat hun zelfvertrouwen.

Is het dan beter om kinderen helemaal niet te prijzen? Dweck geeft aan dat niet prijzen beter is dan prijzen op aanleg. Zij vindt dat ouders minder zouden kunnen prijzen, zodat kinderen minder afhankelijk worden van wat anderen van hen vinden. Je wil dat kinderen intrinsiek plezier hebben in datgene wat ze doen. Dat zou voldoende moeten zijn. Is er echt een compliment nodig of wil de ouder toch graag prijzen, dan móet het compliment gericht zijn op het proces en niet op de kwaliteiten van het kind

James Nottingham ziet ook vaak dat het compliment heel algemeen is, en niet specifiek op wat het kind heeft gedaan. Dweck beaamt dat. Niet-specifieke complimenten, of specifieke complimenten op hoe goed het kind is, spreken geen waardering uit voor de inzet van het kind bij de taak. Een algemeen compliment laat niet zien dat je de taak die het kind heeft gedaan, waardeert. Een compliment op het proces is een waardering en een aanmoediging op de taak die het kind heeft gedaan. Hierdoor kan een kind goede leergewoontes aanleren.

Het gebeurt natuurlijk wel dat je weinig tijd of geen goed moment hebt om een goed onderbouwd compliment te geven. James Nottingham vraagt zich af of het dan beter is om geen compliment te geven dan een algemeen compliment te geven als ‘goed gedaan’. Dweck legt dat je dan beter kunt zeggen ‘ik wil heel graag later hier nog even met je naar kijken’ dan een algemeen compliment te geven.

Kinderen (van alle leeftijden) houden wel van die complimenten als ‘wat ben je toch knap’ of ‘briljant!’, maar het doet ze geen goed. Het is makkelijk te geven, maar het maakt ze meer kwetsbaar in de toekomst en zorgt ervoor dat kinderen slechte gewoonten blijven vasthouden.

Dweck geeft een voorbeeld van die kwetsbaarheid. Zij ziet dat ouders hun kinderen niet willen schaden in hun zelfvertrouwen en ze geven daarom weinig constructieve feedback aan hun kind. Het gevolg is dat wanneer de kinderen kritiek krijgen van een leraar of coach, ze hier enorm van schrikken. Ouders willen hun kinderen vervolgens hiervoor behoeden. Ze leggen daarom de fout buiten hun kind neer, zodat het zelfvertrouwen van hun kind niet beschadigd zou worden. Het is dan de schuld van de leraar dat ze een onvoldoende hebben of de schuld van de scheidsrechter dat het doelpunt gemist wordt. Maar wat leren de ouders zo’n kind dan? Ze leren het kind dat falen zó verschrikkelijk is dat je er niet over mag praten en dat je iemand anders de schuld ervan moet geven. Een kind met deze ervaringen kan niet thuiskomen met fouten en problemen, want het zou ‘perfect’ moeten zijn.
Constructieve feedback vertelt een kind niets anders dan: waar moet ik de volgende keer op letten? Wat kan ik een volgende keer beter doen? Constructieve feedback is gewoon een andere manier van aanmoedigen!
James vraagt zich af of hier niet het gevaar in schuilt dat we kinderen alleen maar wijzen op het feit dat ze zich nog kunnen verbeteren. Dat het nooit goed genoeg is. Dweck geeft aan dat het niet de bedoeling is om altijd maar kritiek te geven. Je hoeft niet achter ieder compliment een ‘maar’ te zetten. Niet ieder compliment hoeft gevolgd te worden door een stukje kritiek. Zeker niet. Maar op de momenten dat een kind bijv. een fout maakt kun je wel de vraag kunt stellen hoe het kind de volgende keer zoiets wil aanpakken. Dit geeft dus waardering en aanmoediging voor het leerproces dat het kind tot dat moment heeft laten zien.