Ja, maar hóe dan?!

Daan zit in groep 6 bij juf Marloes. Het is een vrolijk en sociaal ventje, maar wanneer iets niet meteen lukt, ontploft hij onmiddellijk. Hij is dan boos op alles en iedereen. Marloes weet wat over het algemeen helpt wanneer kinderen frustratie ervaren. Ze blijft altijd rustig en positief, ze benadrukt steeds dat het niet erg is wanneer een leerling iets NOG niet kan en ze geeft complimenten over onder andere inzet en doorzettingsvermogen. In de regel heeft deze aanpak een positief effect op haar leerlingen, maar Daan reageert steeds met dezelfde wanhopige uitroep: ‘Ja maar, HOE dan?’

Frustratie

Wanneer kinderen aan het leren zijn, ervaren ze in de regel nogal wat frustratie. Je kunt het ook omkeren: het ervaren van frustratie betekent dat kinderen aan het leren zijn. Het hoort er dus gewoon bij en we kunnen kinderen helpen om hier zo goed mogelijk mee om te gaan. Een begripvolle houding en procesgerichte feedback werken op deze momenten goed. Daarnaast vormen strategieën een onmisbare factor in het omgaan met frustratiemomenten. Sterker nog, wanneer je groei en ontwikkeling wilt faciliteren, is de focus op het aanleren en gebruiken van effectieve strategieën en vaardigheden onmisbaar.

Je helpt kinderen door hen bewust te maken van de strategieën die ze in kunnen zetten op het moment dat ze frustratie ervaren of vastlopen. Het gaat hierbij niet zozeer om strategieën op het gebied van bijvoorbeeld rekenen of taal, maar veel meer over breed inzetbare tips die in verschillende situaties handig kunnen zijn.

In de praktijk zie je vaak dat kinderen blijven vasthouden aan één bepaalde strategie. Zelfs als deze niet blijkt te werken. Wanneer je het blijft proberen met je eigen (ineffectieve) strategie, verdien je misschien een compliment voor je doorzettingsvermogen, maar je wordt pas echt geholpen wanneer iemand je bewustmaakt van je aanpak en je alternatieve strategieën aanleert of laat ontdekken. Wanneer dit niet gebeurt en je steeds maar weer dezelfde, niet-werkende strategie inzet, kom je niet verder en is het risico groot dat je gaat denken dat je iets gewoon niet kan of dat je er slecht in bent.

Strategietraining
Tijdens een strategietraining (bedacht door Liesbet Gommans) ga je samen met een kind op zoek naar een verscheidenheid aan strategieën. Je gebruikt bij voorkeur een denkspel (bijvoorbeeld van Smartgames of Thinkfun) met verschillende levels die oplopen in moeilijkheidsgraad. Dit is van groot belang, omdat je daardoor steeds weer nieuwe frustratiemomenten ervaart, waarvoor nieuwe strategieën nodig zijn om ze succesvol af te ronden. Verder heb je een A3-papier en stiften nodig.

Schrijf de naam van het kind in het midden van het A3-papier. Op dit vel ga je de gevonden strategieën (‘tips’) verzamelen. Je verwoordt iedere strategie in een korte zin. Hierbij is het van belang dat je het dusdanig formuleert, dat de tip in allerlei verschillende situaties bruikbaar is. Je vraagt het kind vervolgens om een naam te bedenken voor de tip. Hoe gekker en grappiger, hoe beter hij het onthoudt. Vaak verwijzen kinderen naar tv-personages, stripfiguren of bekenden die heel goed zijn in een bepaalde strategie.

Start de training door het denkspel in de gesloten verpakking voor het kind neer te zetten: ‘Alsjeblieft!’. Je doet of zegt verder niets en je begint met observeren. Zodra het kind iets doen wat handig is, zeg je: ‘Time out! Dat was handig! Wat deed je nu precies?’ Met deze vraag laat je het kind nadenken over de strategie die hij inzet, maar waar hij zich waarschijnlijk helemaal niet van bewust is. Een handige strategie kan bijvoorbeeld zijn: ‘uitleg vragen’ of ‘zorgen dat je begrijpt wat de bedoeling is’ of ‘bij het begin beginnen’. Focus vooral op de strategieën die het kind uit zichzelf inzet en beperk het geven van tips tot een minimum.

Een volledige strategietraining kan uit wel zes sessies van een uur bestaan, waarbij steeds hetzelfde denkspel gespeeld wordt. Al doende verzamelt het kind steeds meer strategieën. Tegelijkertijd oefent hij bij ieder nieuw level met het inzetten van de gevonden tips. Hierdoor ervaart hij dat levels die eerder onmogelijk leken, met behulp van de tips toch haalbaar blijken te zijn. Soms hebben kinderen de neiging om hun successen te danken aan toeval of geluk. Benadruk daarom steeds opnieuw dat het kind het succes dat hij heeft zelf heeft gecreëerd doordat hij zijn tips heeft gebruikt. Dit maakt een kind sterk en geeft hem zelfvertrouwen.

Koppel de gevonden tips vooral ook aan het werken in de klas. Laat het kind vertellen hoe hij bepaalde tips kan inzetten bij bijvoorbeeld taal of rekenen. Je kunt ook een ‘tip van de week’ kiezen. Deze strategie staat die week centraal en het kind kan in de klas extra letten op het inzetten van deze tip.

Aan het eind van de training kun je van iedere strategie een kaartje maken. Je kunt de kaartjes ontwerpen op de computer, uitprinten, plastificeren en aan een keycord hangen. Het kind heeft zodoende letterlijk een waaier aan strategieën tot zijn beschikking. Elke keer dat hij vastloopt en frustratie ervaart, kan hij zijn kaartjes erbij pakken en bedenken welke strategie hij kan inzetten. Vaak is een korte opmerking van de leerkracht (‘Is het handig om je kaartjes er even bij te pakken?’) al voldoende om het kind weer in beweging te krijgen.

Wanneer een individueel traject zoals hierboven beschreven niet mogelijk is, kun je kinderen ook op andere manieren bewustmaken van de strategieën die ze inzetten. Laat hen bijvoorbeeld zelfstandig (of in tweetallen) met een denkspel (of IKEA kastje J ) aan de slag gaan en zorg dat er een lijst (of kaartjes) met mogelijke strategieën klaarligt. Vraag het kind na ieder level om aan te geven welke tips hij heeft ingezet. Zodoende wordt hij zich bewust van zijn eigen handelen en leert hij al doende nieuwe strategieën toepassen. Daarnaast is het de kunst om in iedere situatie alert te zijn op strategieën en deze te benoemen, of je nu aan het rekenen, gymmen, koken of buitenspelen bent.